Vorig jaar heb ik zonnepanelen laten leggen op mijn dak. Als je dit gaat doen, blijkt dat je een aantal keuzes moet maken: welk type paneel, hoeveel, etc. Deze blogpost gaat over één van deze aspecten: hoeveel zonnepanelen wil je op je dak leggen. Het algemeen geldende advies in de branch is: “wek per jaar niet meer op dan je verbruikt, want dan verkoop je energie tegen een lagere prijs.” Dit advies is bullshit en ik zal in deze post uitleggen hoe je er verstandiger naar kan kijken.
Klopt er dan helemaal niets van?
Ik zal toegeven dat een gedeelte van die zin wel klopt, namelijk dat elektrische energie die je verkoopt aan je energiemaatschappij je minder oplevert dan wat je betaalt voor de energie die jij inkoopt. Laten we eens naar de details kijken middels een voorbeeld.
Stel je hebt in een bepaald jaar in totaal 2.250 kWh nodig. In datzelfde jaar wek je in totaal 1.500 kWh op, bijv. met 6 zonnepanelen. Stel nu dat je van die opgewekte energie 850 kWh direct kunt gebruiken, bijv. omdat je een was draait terwijl de zon fel schijnt.
Dit betekent dat je 650 kWh hebt opgewekt (1.500 – 850) die je niet direct zelf gebruikt. Deze lever je terug aan het net. Het betekent ook dat je nog 1.400 kWh van het net haalt in dat jaar (2.250 – 850). Hoe kan ’t dat je 1.400 kWh vanuit het net moet ophalen, terwijl je ook 650 kWh levert? Dat kan bijv. doordat je overdag veel hebt opgewekt toen je zelf niet thuis was en deze energie aan het net hebt teruggeleverd, terwijl je ’s avonds deze weer van het net haalt als je TV aan ’t kijken bent of de waterkoker gebruikt.
In Nederland mag je de ingekochte en de verkochte energie salderen. Dit betekent dat je de 650 kWh die je hebt teruggeleverd mag aftrekken an de 1.400 kWh die je hebt opgehaald en alleen betaalt over het verschil. In dit geval moet je dus betalen voor 750 kWh.
Hoe zou ’t plaatje veranderen als je niet 6, maar 12 zonnepanelen had gehad? Dan had je in totaal 3.000 kWh opgewekt, waardoor je dat jaar niet 750 kWh extra hoefde in te kopen, maar 750 kWh meer had kunnen verkopen dan je had ingekocht.
Stel nou dat de prijs waarvoor jij energie inkoopt 18 ct/kWh is. De eerste 2250 kWh die je dat jaar opwekt, kun je direct verrekenen tegen dit tarief, bijv. omdat je de stroom in eerste instantie al niet van het net had gehaald (door direct gebruik) of omdat je kunt salderen. De volgende 750 kWh kun je echter niet meer verkopen voor 18 ct/kWh, dat gaat tegen een veel lager tarief, bijv. 7 ct/kWh. Dit is wat het zinnetje bedoelt met “[…] verkoop je energie tegen een lagere prijs.”
Maar wat klopt er dan niet?
Laten we eens een paar grafiekjes maken om dat te tonen. Het eerste grafiekje dat ik toon laat het bovenstaand voorbeeld zien. In het jaar verbruik je in totaal 2.250 kWh, waarbij je energie kunt inkopen voor 18 ct/kWh en verkopen voor 7 ct/kWh. Stel nou dat je zonnepanelen hebt die naar verwachting jaarlijks 250 kWh opwekken. De eerste 9 zonnepanelen die je plaatst zijn dus voldoende om te voorzien in je eigen verbruik, waarvan een deel door direct verbruik en een deel via saldering.
Vanaf het 10e paneel ga je meer energie terugleveren dan je inkoopt. In de grafiek zie je dit overschot in een rode kleur. Wat opvalt is dat de stijging minder stijl gaat dan de stijging in het eerste deel van de grafiek, waar rood nog op nul staat. Dit komt door de lagere prijs.

Wat er nou niet klopt aan het advies, is dat de conclusie te kort door de bocht is. Dat de opbrengsten vanaf het 10e paneel langzamer stijgen, betekent niet meteen dat het financiëel niet de moeite waard kan zijn om voor meer opbrengst te gaan. Waar je het eigenlijk tegen wil afzetten, zijn de kosten voor de volledige installatie.
Hoe zien die kosten er dan uit?
Met de aanleg van een zonnepaneleninstallatie zijn een aantal kosten gemoeid. De drie belangrijkste zijn de panelen, de omvormer en de installatie. Voor het gemak laat ik het bevestigingsmateriaal even buiten beeld, maar deze zijn naar verhouding relatief klein en doen geen afbreuk aan de conclusie.
Laten we beginnen met de makkelijkste, de kosten van de panelen zelf. Elk paneel dat je koopt heeft in principe dezelfde prijs. Koop je er twee keer zo veel, dan betaal je twee keer zo veel.
Voor de omvormer gaat dit niet helemaal op. Je kiest een omvormer die past bij het piekvermogen van alle panelen samen. Stel je kiest voor 8 panelen met een piekvermogen van 250 Wp per stuk, dan heeft je installatie een piekvermogen van 2 kWp. Je koopt er dan een omvormer van 2 kWp bij. Zou je voor twee keer zoveel panelen gaan, dan kies je een omvormer van 4 kWp. Je hebt niet ineens twee omvormers nodig. Bovendien is een omvormer die twee keer zo zwaar is, niet twee keer zo duur. De kosten stijgen minder dan lineair, waardoor je met een grotere installatie goedkoper uit bent per opgewekte kWh.
Hetzelfde geldt voor de installatiekosten. Het aanbrengen van bevestigingsmateriaal en panelen kost meer tijd als er meer exemplaren op moeten. Echter, het maken van een installatieplan, het plaatsen van ladders en/of stijgers en de installatie van de omvormer en bekabeling kosten nauwelijks meer tijd als het aantal panelen verdubbelt, dus ook deze kosten stijgen minder dan lineair.
Wat je wilt doen om dit inzichtelijk te maken is het volgende: je vraagt meerdere offertes op, waarbij je steeds vraagt om een ander aantal panelen. Vervolgens pak je voor elk aantal zonnepanelen de verwachte opbrengst (zoals onder het vorige kopje berekend), deel je dat door de offerteprijs en je vermenigvuldigd dat met 100. De uitkomst die je krijgt heet de ROI (Return On Investment) en is uitgedrukt als een percentage. Bijvoorbeeld, voor 12 panelen is de offerte EUR 4.650,- en de verwachte opbrengst EUR 457,50 per jaar, waardoor de ROI uitkomt op 9,84%.

In dit grafiekje zie je de offerteprijs voor offertes met een bepaald aantal zonnepanelen (de blauwe lijn, met aan de linkerkant de prijs) en de berekende ROI (rode lijn, aan de rechterkant het percentage). Als je goed kijkt, kun je een aantal dingen zien.
Ten eerste is de blauwe lijn geen rechte lijn. De offerte voor 14 panelen ziet er bijvoorbeeld wat ongunstiger uit. Dat komt omdat de aanbieder geen omvormer van 3500 Wp heeft, dus daar dezelfde omvormer heeft geoffreerd als voor 16 panelen.
Wat je ook kunt zien is dat de ROI het hoogst is voor 8 zonnepanelen. Bij grotere installaties daalt de ROI. Dit is te verklaren, doordat je meer kosten maakt, maar de opbrengst minder hard stijgt (zie de rode balkjes in de staafgrafiek die we eerder zagen).
Het bekende advies “wek per jaar niet meer op dan je verbruikt” zou je dus sturen op een installatie van 8 zonnepanelen. Deze heeft ook de hoogste ROI. Als je echter wat euro’s extra hebt om te investeren, is het zeker niet onverstandig om voor een grotere installatie te kiezen. Een ROI van 9,14% voor een installatie van 16 zonnepanelen is meer dan 15 keer zo hoog als de hoogste spaarrente van 0,6% die op dit moment te verkrijgen is.
Kanttekeningen
Met deze blogpost wil ik vooral laten zien dat het heel nuttig is om zelf dingen na te rekenen en heb ik een aantal aspecten buiten beschouwing gelaten. In het bijzonder kan de mogelijkheid van BTW-aftrek een significante impact op de cijfers hebben. Wat ook impact kan hebben is dat de salderingsregeling vanaf 2020 mogelijk afgeschaft of veranderd gaat worden. Op het moment van schrijven is hier nog geen beslissing over genomen en er wordt al gesproken over een mogelijke overgangsregeling. Wil je uitrekenen wat het meest pessimistische scenario zou betekenen voor je ROI? Waardeer je opgewekte energie dan volledig tegen het lage tarief (7 ct/kWh in dit voorbeeld).
De opbrengst van de panelen is altijd een schatting en afhankelijk van de oriëntatie van de panelen. De opbrengst zal per jaar fluctueren, afhankelijk van het aantal uren zon en hoe fel de zon schijnt.
Houdt ook rekening met de levensduur van je installatie. Zonnepanelen zelf gaan makkelijk meer dan 25 jaar mee, maar voor een omvormer worden termijnen in de orde van 10 jaar gehanteerd, waardoor je dus rekening moet houden met vervangingskosten. De opbrengst van panelen neemt af over de tijd, maar dat gaat maar om een relatief klein percentage.
Ten slotte kan het nooit kwaad om offertes op te vragen bij meerdere leveranciers en deze te vergelijken. Kies niet meteen voor de goedkoopste, maar onderzoek de kwaliteit (efficiëntie, verwachte levensduur, garantie) van de aangeboden producten (panelen, omvormer). Laat de beste offertes altijd aan de andere leveranciers zien, zodat je ze de kans geeft met een nog beter aanbod te komen om jou als klant binnen te slepen.
Goed verhaal. Ik heb ooit dit gemaakt: http://zmooc.net/pvcalc/
Het houdt geen rekening met “overproductie”, maar desalniettemin wellicht interessant, vooral als je inzicht wil krijgen in de wisselwerking met sparen en lenen; blijkbaar (bugs daargelaten:p) is sparen pas interessanter dan zonnepanelen met een spaarrente van 13% (bij een levensduur van 25 jaar). Bugmeldingen zijn welkom 🙂
Zonnepanelen blijven een goede investering, zeker omdat je het snel terug verdient. Bovendien dalen je energiekosten en stijgt de waarde van je woning.